Nieuwsberichten

Handhaving Wet DBA: dit doet de Belastingdienst vanaf 1 januari

Handhaving Wet DBA: dit doet de Belastingdienst vanaf 1 januari

Er is grote onrust in de markt, want de Belastingdienst gaat vanaf 1 januari volledig handhaven op schijnzelfstandigheid. Tijdens een drukbezochte Bovib-bijeenkomst op 24 september bleek dat zzp-intermediairs en inhurende organisaties met vele vragen zitten: op welke regels gaat de fiscus nou eigenlijk handhaven? En hoe gaat de Belastingdienst straks te werk?

Dit verslag verscheen eerder op ZiPconomy.nl

Er is paniek in de markt, want het handhavingsmoratorium op de Wet DBA vervalt per 1 januari 2025. Niemand weet precies waar hij aan toe is. De fiscus belooft enige coulance: “Er staat straks echt niet achter elke boom een belastinginspecteur.”

Er waren stoelen tekort tijdens de Bovib-bijeenkomst over de handhaving van de Wet DBA. Op deze eerste sessie op 24 september kwamen maar liefst 150 zzp-intermediairs en inhurende organisaties af. Daarom volgt op 14 oktober een tweede bijeenkomst. Zzp-bemiddelaars en inhurende organisaties weten niet goed waar ze aan toe zijn. Ook veel zzp’ers maken zich grote zorgen nu opdrachtgevers hen niet meer willen inhuren. 

Het tumult is veroorzaakt door de Kamerbrief van 6 september 2024, waarin staatssecretaris Idsinga (Financiën) aankondigde het handhavingsmoratorium op de Wet DBA per 1 januari af te schaffen. Het moratorium op de (in 2016 (!) ingevoerde) Wet Deregulering Arbeidsrelaties, die de VAR is gaan vervangen, was ingesteld in afwachting van duidelijkere regelgeving. Die is er nog niet, maar toch wil het kabinet dat schijnzelfstandigheid zo snel mogelijk wordt aangepakt. En dus geldt vanaf 2025 volledige handhaving op de Wet DBA. Dat stuitte direct op kritiek van de eigen regeringspartijen in de Kamer. Kritiek die brancheorganisaties eerder ook al uitten.

Focus op je 'eerste schil'

De aankondiging dat de fiscus volledig gaat handhaven op schijnzelfstandigheid roept vooral de vraag op waarop (op welke criteria) wordt gehandhaafd en hoe de Belastingdienst te werk zal gaan. In hun presentatie gaven medewerkers van het Team Handhavingsaanpak van de Belastingdienst tekst en uitleg.

“Er staat straks echt niet achter elke boom een belastinginspecteur”, belooft de medewerker. De Belastingdienst zal gaan werken volgens het schillenmodel; als een organisatie bij een eerste controle aantoonbaar maakt dat zij iets doet tegen schijnzelfstandigheid, dan zal de Belastingdienst niet direct verder onderzoek doen (‘niet doorprikken naar de volgende schil’). De fiscus zal vooral focussen op organisaties die de inhuur van zzp’ers niet goed op orde hebben. 

Het advies is dan ook: zorg dat je die eerste schil goed hebt ingeregeld. Dat doe je in 2 stappen:

  1. Leg vast hoe de inhuur in je organisatie verloopt en specificeer de arbeidsrelaties
  2. Leg die arbeidsrelaties vervolgens langs de meetlat van de jurisprudentie (Deliveroo-arrest) en de Wet DBA

Thematische benadering

De Belastingdienst spreekt van een ‘thematische benadering’ bij de handhaving*. Op de vraag of er een sectorspecifieke aanpak (zorg, onderwijs) komt, wil men niet concreet antwoorden. “We onderzoeken of een sectorspecifieke oplossing een werkbare situatie kan zijn.”
De strategie houdt men geheim, de Belastingdienst stelt dat er ‘volledig gehandhaafd’ wordt, dus dat elke inhurende organisatie in principe bezoek van de fiscus kan verwachten.
Wel belooft de Belastingdienst in 2025 nog niet al te streng op te treden. Een ‘zachte landing’ heet dat. Stel: bij een boekenonderzoek blijkt dat er sprake is van schijnzelfstandigheid. Dan kunnen die inhurende organisaties en de schijnzelfstandige wel een naheffing loonbelasting verwachten, maar hoeven zij niet te vrezen dat naheffing tot vijf jaar teruggaat (aangezien de feitelijke handhaving pas per 1 januari 2025 is ingegaan). Ook geldt er een overgangsperiode van een jaar. In 2025 krijgen werkgevers en werkenden nog geen (vergrijp)boete als zij kunnen bewijzen dat zij stappen zetten tegen schijnzelfstandigheid.

*Op 25 september heeft het kabinet ingestemd met een motie van de Tweede Kamer voor een meer ‘risicogerichte’ handhaving, waarbij de focus ligt op ‘gedwongen zelfstandigen, onderbetaling, evidente schijnzelfstandigen en arbeidsmigratie-constructies’. Lees ook: Tweede Kamer wil ‘zachte’ landing handhaving zzp. Kabinet stemt in


Zzp-vervanging van een manager: mag dat?

De Belastingdienst legt tijdens de Bovib-bijeenkomst een concrete case voor; een ervaren interim-manager vervangt een manager (in loondienst) die ziek is. Op de vraag of dat mag, reageert de zaal verdeeld. Aspecten die zouden kunnen wijzen op schijnzelfstandigheid zijn: de werkgever geeft aanwijzingen voor het uitvoeren van het werk, de interimmer moet zich houden aan organisatorische regels. (Er zit dus een component leiding en toezicht in). Aan de andere kant, de interimmer loopt wel ondernemersrisico (aangezien hij slechts een zieke vervangt).

Oordeel van de Belastingdienst: ‘dit neigt naar schijnzelfstandigheid’. Met als argumentatie: de interimmer kan zich niet gemakkelijk laten vervangen, hij krijgt een vaste (vooraf afgesproken) beloning en hij vult een vacature in. Vooral dat laatste argument roept reacties op in de zaal: ‘bij ziekte wordt helemaal geen vacature uitgezet’. Hier botst de Belastingdienst met de praktijk.


Criteria uit het Deliveroo-arrest

Uit het voorbeeld van de interim-manager (zie kader) blijkt wel dat de afweging wel/niet (schijn)zelfstandige voor discussie vatbaar is. “De Bovib is voor handhaving op schijnzelfstandigheid, maar wel op basis van duidelijke criteria”, stelt Alexander Kist, interim-directeur van Bovib.
Om zo weinig mogelijk risico te lopen als werkgever/opdrachtgever doe je er volgens Kist goed aan vóór 1 januari a.s. je hele zzp-populatie in kaart te brengen en te checken – aan de hand van de volgende 8 criteria – of een overeenkomst moet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst (of niet):

  1. de aard en duur van de werkzaamheden;
  2. de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
  3. de inbedding van het werk en van degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie (doet zelfstandige hetzelfde werk als werknemer in loondienst?);
  4. het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren (vrije vervanging wel/niet mogelijk);
  5. de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen is tot stand gekomen;
  6. de wijze waarop de beloning (prijs, tarief) wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
  7. de hoogte van deze beloningen (vuistregel: jaartarief/2 > jaarsalaris loondienst);
  8. ondernemerscriteria (loopt werkende commercieel risico en gedraagt hij zich als ondernemer (acquisitie, meerdere opdrachtgevers, duur opdrachten, etc)

Organisaties moeten zelf aan de hand van deze acht criteria beoordelen of een werkende wel of niet als zzp’er ingehuurd kan worden. “Zekerheid vooraf is er niet”, stelt Kist, je kunt als organisatie wel een inschatting maken. “Het is net als bij een eindexamen. Niet alles hoeft een voldoende te zijn, maar het gemiddelde moet wel voldoende zijn. En er mag geen 2 of 3 tussen zitten.”

Het helpt om inzicht te krijgen en zo pik je wel de overduidelijke gevallen eruit. Als voorbeeld noemt Kist een zwangerschapsvervanging voor de klas; iemand werkt in een team, doet hetzelfde werk als een werknemer en is onderdeel van reguliere werkzaamheden – Dat is een rood licht. Voor zulke ‘rode opdrachten’ is het volgens Kist duidelijk dat je geen zzp’er mag inhuren.

Deze acht criteria volgen uit het Deliveroo-arrest, waarbij de Hoge Raad ook nog wijst op het principe ‘wezen gaat voor schijn’. Dat wil zeggen dat je wel iets conctractueel kunt vastleggen, maar dat bepalend is hoe er in de praktijk daadwerkelijk gewerkt wordt.
Het simpel omzeilen van de zzp-wetgeving, door bijvoorbeeld als zzp’er een BV op te richten en jezelf vervolgens te detacheren, zal waarschijnlijk niet werken, zo verwacht Kist. “Dat mag niet als de intentie het vermijden van een arbeidsrelatie is.”
Hoe verleidelijk het ook is om dergelijke creatieve oplossingen te bedenken – ‘aan de rand van het ravijn groeien ten slotte de mooiste bloemetjes’, merkt iemand in de zaal terecht op – verstandig is het niet als je geen risico wil lopen.

Bovib-keurmerk als basis

“Er blijft meer dan voldoende ruimte om zzp’ers in te huren”, stelt Arno Pronk (Circle8, Bovib). “Wel moet men stoppen met bovengenoemde ‘rode’ opdrachten.”

Pronk ziet in de aangekondigde handhaving van de Wet DBA een goede aanleiding om de relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer te professionaliseren. Daarbij dienen partijen op de volgende 5 punten te letten:

  1. is er een concrete opdracht met eindpunten (resultaten/termijn)?
  2. Wat is de specifieke expertise van de werkende?
  3. Maakt de interimmer een duidelijke keuze voor ondernemerschap?
  4. Is er een passende beloning?
  5. Is de praktijk consistent met de (contractuele) afspraken?

Brokers en zzp-intermediairs die over het Bovib-keurmerk beschikken, voldoen volgens Pronk overigens al aan het advies van de Belastingdienst om aantoonbaar te maken dat je als organisatie bezig bent schijnzelfstandigheid tegen te gaan. “In de jaarlijkse controle voor het Bovib-keurmerk zijn deze beheersmaatregelen ook opgenomen.”
In de basis zijn de beheersmaatregelen binnen het Bovib-keurmerk de ‘buitenste schil’ in het schillenmodel dat de Belastingdienst zal hanteren.

De Bovib zal zich actief blijven inzetten om de rust in de markt terug te laten keren, zowel door in gesprek te blijven met de Belastingdienst als door opdrachtgevers te adviseren in het handelen naar de Wet DBA. Want één ding is zeker: iedereen is gebaat bij (meer) duidelijkheid.

Vanwege de grote belangstelling vindt op 14 oktober a.s. een 2e bijeenkomst over de handhaving van de Wet DBA plaats. Meld je hier aan.

Reacties

Log in om de reacties te lezen en te plaatsen